Trek erop uit in je eentje, met je vrienden of met je familie, en ontdek welke wonderlijke natuurmysteries zich dagelijks onopgemerkt onder je neus voltrekken…
Luister eens naar mijn gezang
Het klinkt als belletjes van champagn’
Ik ben steeds alleen, nooit met velen
want ik heb niet leren delen
Geef me lekkers bij sneeuw en vorst
Ik ben een kleine ………………………….
(Neem de eerste letter.)
In het Rambergpark leven heel wat vogels. Vogels kan je herkennen op zicht maar het geluid is ook zeer belangrijk.
Hier kan je ze leren herkennen.
De Heggenmus
De heggenmus is een van de meest voorkomende broedvogels van ons land, maar toch bij velen onbekend. Dit komt door zijn verborgen bestaan in en onder struiken en heggen. Heggenmussen vliegen niet vaak en scharrelen vooral over de grond om voedsel te zoeken.De heggenmus heeft een onopvallend bruingrijs verenkleed. De tekening van de rug lijkt veel op die van een huismus, waarbij de heggenmus vooral te herkennen is aan de blauwgrijze kop en borst en de spitse snavel. Is vaak op de grond te vinden, waar heggenmussen als een muis op zoek zijn naar voedsel. In het voorjaar zingt het mannetje al vroeg vanaf de top van een struik of boom.
De zang is een eenvoudig, snel liedje waarbij een strofe wordt herhaald met een pauze van ongeveer 1 seconde. De zang kan je heel het jaar horen maar vooral in de winter, met een piek in de ochtend. Je kan de vogel dan zeer goed zien terwijl hij voor de rest van het jaar verdwenen lijkt. Voor velen lijkt de zang op een draaiend ijzeren wieltje.
Roodborst
Roodborsten zijn vaak erg nieuwsgierig en goed van vertrouwen. Tegen soortgenoten zijn zowel het mannetje als het vrouwtje daarentegen heel agressief en ze verdedigen ’s zomers en ’s winters fel hun territorium. Ze tonen daarbij de rode borstveren. Meestal maken roodborsten hun nesten goed verborgen op de grond. De jongen hebben overigens nog geen rode borst. In de winter trekt een deel van de roodborsten naar warmere streken in Europa waar meer eten te vinden is. Ook vogels uit noordelijke/noordoostelijke streken trekken naar het zuiden en komen zo in onze regio terecht.
De zang is een gevarieerde serie van korte en hoge, parelende en fluitende tonen. Heel vlug en waterig. Zowat de hele toonladder komt erin voor. Kenmerkend zijn de pauzes van 3 à 4 seconden tussen klaterende strofes. Tikkende roep is zeer typisch. (tikt tegen het raam) Hoe sneller: hoe kwader. Ze zingen het hele jaar door, pieken van zang zijn van half maar tot half april en opnieuw in juni. Vaak op een tak in een struik.
Pimpelmees
De pimpelmees is, net als de koolmees, een bosvogel die zich heeft aangepast aan de menselijke omgeving. Ook hij broedt graag in nestkasten en komt in de winter dicht bij huis, bungelend aan vetbollen. Pimpelmezen kunnen zelfs op de dunste twijgjes nog voedsel zoeken. Ze stellen niet veel eisen aan hun leefomgeving en zijn dan ook veel te vinden in tuinen en parken.
De zang is is heel typisch. Twee tot drie hoge en zuivere begintonen en sluit af met een iets lagere thriller. Minder variatie in de zang dan de koolmees. Zang varieert ook per regio.
Koolmees
Een van de meest algemene en bekende broedvogels en de grootste mees van ons land. De koolmees heeft een zeer gevarieerde zang. Is goed herkenbaar aan gele lijf en zwarte kop. Komt veel voor in loofbossen, maar is ook in dorpen en steden zeer algemeen voorkomend. Broedt vaak in nestkasten en maakt gretig gebruik van bijvoeren in de winter. In strenge winters kan grote sterfte optreden.
De zang is zeer ritmisch, toch eenvoudig met daarin veel variaties. Hij brengt je vaak in de war.
Staartmees
Een bolletje watten met een lange staart. En ze zijn altijd samen op pad. Staartmezen zijn zeer sociaal. Vooral buiten het broedseizoen leven deze mooie meesjes in kleine groepen. Dwarrelend door twijgen en bomen roepen ze voortdurend naar elkaar. Blijft een lid van de groep ergens hangen, dan wordt er gewacht tot de achterblijver weer bij is.
De zang is niet om over naar huis te schrijven maar je kan niet alles hebben. Vooral korte, hoge en scherpe geluiden. Maar ook weer een typisch roepje. Eens je het geluid kent, haal je ze eruit. Vooral de ’tsjriep wiwiwiwiwiw’.
Merel
De merel is de meest algemene en een van de bekendste vogels van ons land. Recentelijk heeft de soort echter te lijden gehad onder het usutuvirus. Merels zijn luidruchtig. Als er een kat in de buurt is, waarschuwen ze langdurig met hun luide alarmroep andere dieren. De nesten zijn vaak makkelijk te vinden waardoor veel eieren en jongen aan katten en kraaien ten prooi vallen. Ondanks die verliezen zijn de merels nog steeds zeer talrijk: ze compenseren dit natuurlijke verlies door veel jongen groot te brengen. De merelman brengt in het voorjaar een fraai lied ten gehore vanaf een hoge plek.
De zang is fenomenaal en we staan er niet vaak bij stil. Doe het toch eens. Je hoort een prachtig fluitende en rollende zang. En vaak in het voorjaar. Hoe meer ‘speciallekes’ in zijn zang, hoe meer aantrekking op het vrouwtje. Verder schel alarm en zeer hoge andere roepen.
Boomklever
Boomklevers lopen zowel omhoog als omlaag over een boomstam, vandaar z’n naam. Het zijn holenbroeders die erom bekendstaan de opening van hun broedholte te verkleinen door te ‘metselen’ met modder. Deze metseldrang is vaak zo sterk dat ook wanneer het gat al de juiste grootte heeft, er in de omgeving toch nog een metselwerk gemaakt wordt.
De zang is een metaalachtig gefluit, heel het jaar door te horen. Met een piek in het vroege voorjaar. Heeft verschillende roepen die op elkaar lijken. Het geluid is gemakkelijk te herkennen, het is een aaneenrijging van tjubjes: ‘tjuub, tjuub, tjutjujkjub, tjuub’ of langgerekte tjuuuuuub-tonen, dat laatste is de echte zang.
Vink
Vinken leven in bossen, boomrijke tuinen en parken. Ze eten namelijk zaden en zachte plantendelen, zoals bladknoppen. n. Aan het einde van hun zang laten vinken vaak de bekende ‘vinkenslag’ horen. Dat is de ‘suskewiet’. Het vrouwtje is minder opvallend en wordt nog wel eens aangezien voor een vrouwtje huismus. Het meest opvallende kenmerk van de vink zijn de twee witte vleugelstrepen. Daarmee kun je ook de vrouw het best van een mus onderscheiden.
De zang is een aflopende zang met op het einde een korte verhoging in tonen (de bekende suskewiet).
Groenling
Groenlingen doen hun naam eer aan: ze laten zich herkennen aan allerlei tinten groen in hun verenkleed. De groenling is oorspronkelijk een bewoner van bosranden en halfopen zoomvegetatie. Nu dat natuurlijke habitat zeldzaam is, bewoont de groenling vooral cultuurlandschappen: als er maar genoeg dichte struiken zijn. Groenlingen eten zaden. In hun stevige snavel trillen ze daarvan al ronddraaiend de vrucht uit de schil om te worden opgegeten.
De zang is best bijzonder en doet wat denken aan een kanarie met veel thrillers. En een nasaal ’tsjeee’.
Ekster
Eksters zijn intelligente vogels met een fascinerende leefwijze. Tot hun derde levensjaar leven eksters in ‘jeugdbendes’. Daarin doen ze de ervaring op die een ekster nodig heeft om jongen groot te kunnen brengen. Eksters eten wat ze kunnen vinden: het grootste deel van hun menu bestaat uit emelten, kevers, regenwormen en menselijk afval als patat en brood. Vooral in het broedseizoen, wanneer de eksters zelf jongen hebben, aangevuld met eitjes van andere vogels en soms ook jonge vogels.
De ekster krast graag en veel maar kan ook heel stil een mooi zacht zingen met imitaties. Niet vaak te horen.
Grote bonte specht
De meest algemene specht van België. Zowel mannetje als vrouwtje roffelt op takken met een korte snelle roffel om territorium en paarband te versterken. Grote bonte spechten hakken in bomen een nestholte uit met een rond gat. Ze hebben een voorkeur voor zachte houtsoorten, zoals berken. Spechten kunnen op die manier hakken doordat de hersenen in een soort schokdempers zijn ingekleed. In de nestholte worden de eieren gewoon op het hout gelegd.
Zang is een korte ’tsjik’ die je in vaak in parken met zelfs maar een paar bomen hoort. En ook in het Rambergpark!
Houtduif
De houtduif is de grootste en ook de meest voorkomende duif van België. Hij komt in steden voor in tuinen en parken maar ook in het buitengebied op akkers. Meestal zijn ze op de grond naar voedsel aan het zoeken of zitten ze in een boom luid te koeren. Bij het opvliegen maken ze nogal wat kabaal doordat de vleugels boven en onder het lichaam tegen elkaar klappen.
De zang gedempt en laag gekoer van 5 tonen met de klemtoon op de 2e lettergreep. Klinkt moeilijk? Luister eens.
Het Dijlewolvenlied
Onder grote sterke bomen
staat dit huisje nog te huur
ideaal om weg te dromen
en ’t is helemaal niet duur
Piepen & zwijgen
Vroeger hadden de mensen geen schoenen. Ze droegen klompen. En die klompen werden gekapt uit wilgenbomen. Wilgenhout is niet alleen licht en zacht. Het heeft ook toverkracht. Of beter, er zit salicylzuur in. Salicylzuur verzacht de pijn bij teenknobbels, eksterogen en blaren. Ideaal voor mensen die de hele dag op klompen moeten lopen.
Maar goed, welkom in de wilgenhut. Deze iglo is gemaakt van jonge takken van de wilg. Wilgentenen noemen ze zulke takken. Ze zijn flexibel en ze groeien snel. Vroeger maakten de mensen manden van wilgentenen.
Eigenlijk is deze hut een omgekeerde mand. Of een omgekeerd vogelnest, dat kan ook. Laat anders maar eens van je horen. Piep! Dit nest is van ons! Daarom zingen vogels liedjes, om te laten horen wie de baas is. Of omdat ze honger hebben. Piep!
Vooral kleine roodborstjes kunnen heel hard piepen om eten te vragen. Soms maken ze zoveel kabaal dat ook andere vogels ze een hapje komen brengen. Gewoon om van de miserie af te zijn. Piep! En nu zwijgen.
Doen!
Pak links en rechts een oor van je buur vast en draai voorzichtig een kringetje in de wilgenhut. In stilte graag! A.u.b. niet piepen.
Ik ben zwart en groot als een kraai
en maak ook lekker veel lawaai
Maar mijn mooie witte veren
moeten kraaien toch ontberen
Pica pica in ’t Latijn
Dan moet ik wel een ……………….. zijn!
(Neem de eerste letter.)
Het Dijlewolvenlied
Wil jij ook een beetje proeven
van een bolletje met vet?
Van een snoer met pindanoten?
Of liever meelwormenkroket?
Glitters & geheimen
Naar vogels kun je blijven kijken. Tenminste als je niet te veel lawaai maakt en zelf een beetje onzichtbaar bent. Door de gaatjes in deze takkenmuur kun je kijken zonder zelf gezien te worden.
Kijk maar eens goed. Naar de merel. Naar het roodborstje. Of naar de pimpelmees. Het maakt niet uit. De knieën van vogels staan allemaal achterstevoren. Vogelpootjes plooien allemaal binnenstebuiten. Dat komt omdat vogelknieën eigenlijk geen knieën zijn, maar enkels!
Eerst zie je nagels en teentjes, dan volgen de voetjes en de omgekeerde knieën. Of beter de enkels. Vogelknieën zijn er wel, maar ze zitten verborgen onder het verenkleed. Vogelknieën zijn een geheim. Je kunt ze niet zien!
Twinkel, twinkel, hier komt nog een geheim. Mensen zien alle kleuren van de regenboog. Maar vogels zien een kleur extra: ultraviolet! Daarom klagen vogels nooit over grijze dagen. Ze zien de stralen van de zon door de wolken heen. Plus! Ultraviolet – noem het anders vogelkleur – strooit extra glitters over het verenkleed van vogels. Twinkel, twinkel!
Doen!
De groene specht heeft een heel lange tong. Die tong zit onzichtbaar opgerold in zijn kop. Je ziet ze alleen als de specht ze uitsteekt, bijvoorbeeld om mieren op te likken. Dan heeft hij een tong van wel 10 centimeter lang. Steek je tong uit en vertel elkaar een geheim!
Bijen zijn verzot op mij
Ook de mensen maak ik blij
Tel je tot 4, heb je geluk
en kan jouw dag vast niet meer stuk
Ook een paard snoept tussen de haver
graag eens van wat zachte ……………………..
(Neem de eerste letter.)
Het Dijlewolvenlied
ZZZZZZZZ
ZZZZZZZ
ZZZZZZZZ
ZZZZZZZoemmmmm!
Logeren zonder te betalen
Ze zijn geel. Ze hebben zwarte strepen. En ze steken. Wie zijn ze? Wespen, roept iedereen dan! Of anders bijen! Terwijl de meeste wespen en bijen helemaal niet steken. Er zijn in België 380 soorten bijen en wespen en daarvan zijn er maar 10 soorten die steken. Je hoeft dus helemaal niet hard te schreeuwen als er iets geels met zwarte strepen op je ijsje komt zitten.
Wespen of bijen die steken, leven in grote kolonies om hun nest of korf te verdedigen! Maar er zijn ook wespen en bijen die niet van grote groepen houden. Zij bouwen liever een nestje voor zichzelf. Of ze gaan op hotel! Wat je hier ziet is een insectenhotel, alleen voor gasten die niet steken!
De metselbij komt hier graag logeren. Ze verdeelt haar ruime kamer in een stuk of tien aparte kamertjes, telkens met een zelf gemetseld muurtje ertussen. In ieder kamertje komt een eitje met een voorraad stuifmeel. Zo heeft de larve die uitkomt onmiddellijk wat te eten. Uit de kamertjes achteraan komen vrouwtjesbijen. Uit de kamertjes vooraan komen mannetjesbijen.
Hotelkamers die bezet zijn hebben een deurtje dat op slot zit met is een propje modder. Het deurtje gaat pas open als de jonge bijen klaar zijn om uit te vliegen. Ze knagen een gaatje en vertrekken uit het hotel, zonder te betalen. Zo gaat dat in de natuur.
Doen!
Duid iemand aan die het ‘ijsje’ speelt. Hij moet in het midden van een kring gaan staan met zijn ogen dicht. Nu zoemt iedereen om het ijsje heen, zoals wespen. Zzzzz. Eén wesp mag het ijsje steken. Prik! Het ijsje probeert daarna te raden welke wesp heeft gestoken.
Jonge plantjes vindt hij top,
maar hij ruimt ook afval op.
Rood, bruin, zwart of mokkacrème
en altijd met een hoop geslijm.
Een huisje of kleren heeft hij niet.
Een ………………………. wil dat je ‘m in zijn blootje ziet.
(Neem de eerste letter.)
Het Dijlewolvenlied
Als het kriebelt tussen je tenen
kijk dan even naar de grond
zoveel beestjes hier beneden
die je in de Zoo niet vond
Hoop in de broedhoop!
Het vliegend hert is geen hert. Het is een kever, maar dan wel één met een gewei. Het vliegend hert is een belevenis, want gewei inbegrepen is hij 9 centimeter lang! In Overijse zitten veel vliegende herten. Maar wij willen ook vliegende herten in Leuven! Daarom heeft professor Thilalupus hier een broedhoop gebouwd met oude eiken balken.
Onderaan de broedhoop vreten de larven zich te barsten aan het dode hout, 5 jaar lang. Tot ze zo groot zijn als dikke scampi. Of dat hopen we toch! Er is altijd hoop in de broedhoop!
En anders kunnen we altijd nog dromen van de neushoornkever. Die is kleiner, maar is nog altijd een kanjer van een kever, met een hoorn op zijn kop. Ook de larven van de neushoornkever worden groot in een broedhoop.
Doen!
Ga bovenop de broedhoop staan, steek je armen in de lucht, spreid ze als een gewei en roep: ‘Broedhoop doet leven!’
Ja, mijn naam die mag je weten:
ik heb altijd ‘meikever’ geheten
Maar wat ik nu van jou wil horen
Hoe heten mijn larfjes, pasgeboren?
Aardappelboeren vinden ze ’n eng ding
Ze heten dan ook ………………………………………
(Neem de eerste letter.)
Het Dijlewolvenlied
In Egypte: piramides!
Maar ook hier op’t Leuvens gras.
Klim naar boven en beneden
Stel je voor dat je een sperwer was
Tussen madeliefje en slechtvalk
In de natuur is alles eten, van een madeliefje tot een slechtvalk, en alles tussenin. Moeten we even uitleggen! Op een madeliefje zaten eens 3 bladluizen. Ze werden opgeslokt door een lieveheersbeestje. Dat beestje vloog pardoes in het web van een kruisspin. Die spin kreeg bezoek van een pimpelmees met honger. En die pimpelmees werd opgepeuzeld door de slechtvalk.
Een rotbeest, die slechtvalk? Maar toen de slechtvalk doodging, werd hij op zijn beurt opgegeten door maden en wormen. Zij maakten de meststof, waardoor madeliefjes zo goed konden groeien. Ja, ja, echt alles is eten in de natuur! Ze noemen het de voedselkringloop, omdat ieder einde het begin is van wat anders.
Gelukkig zijn er meer madeliefjes dan slechtvalken! Madeliefjes staan onderaan in de voedselpiramide. De slechtvalk zit in het topje van de voedselpiramide. In Leuven nestelt de slechtvalk graag in een kast op het hoogste dak.
Als meneer en mevrouw slechtvalk zich naar beneden storten, bijvoorbeeld om een pimpelmees te klauwen, halen ze snelheden van meer dan 300 kilometer per uur. Hoog vallen gaat natuurlijk vanzelf snel. Maar slechtvalken kunnen ook écht goed vliegen. Tijdens een gewone vlucht gaan ze makkelijk 100 kilometer per uur vooruit. Jammer voor de pimpelmees.
Doen!
Klim omhoog op de voedselpiramide. Verander onderweg van madeliefje in bladluis, in lieveheersbeestje, in kruisspin … Tot je een slechtvalk bent. Dan mag je morsdood neervallen. Voor de wormen.
Mijn heerlijke geur herken je vast
uit de keukenkruidenkast
Ik werd al vaak in pesto gedaan
Maar heb ik bloemen? Laat me dan maar staan!
Nog een tip? Een kledingstuk en ook een dier!
Kijk eens naar beneden! ……………………… vind je hier
(Neem de eerste letter.)
Het Dijlewolvenlied
Glazen potjes, vol met kruiden
die je in de saus kan doen
Al dit heerlijks uit de keuken
staat hier gewoon tussen het groen
Proeven & likken
Vlinders zijn betoverde heksen die op zoek zijn naar boter en slagroom. Dat is wat je in oude boeken leest. Daarom heet een vlinder in het Engels nog altijd butterfly (botervlieg).
In het écht eten vlinders geen boter of slagroom. Ze hebben een lange, opgerolde tong. Daarmee slurpen ze sapjes op. Ze houden het meest van nectar uit bloemen. Maar éék! Ze lusten ook rot fruit, zweet en pies.
Onderaan hun pootjes zitten superproevers. Tarsen, zo heten de klauwtjes. Daarmee proeven vlinders op welke plant ze zitten. Of in welk vies plasje natuurlijk.
Vijand nr. 1 van vlinders zijn pesticiden. Gebruik daarom zo weinig mogelijk vergif. Vijand nr. 2 van vlinders zijn opgeruimde tuinen. Zorg daarom voor een rommelig hoekje in de tuin. Vlinders leggen hun eitjes graag op een verborgen plekje.
Vlindereitjes zijn piepklein. Ze hebben allemaal een gaatje voor het zaad van de mannetjesvlinder.
De rups die na 1 tot 3 weken uit het eitje komt heeft maar één taak: eten. Rupsen zijn vreetmachines. Pas als ze genoeg hebben, sluiten ze zich op in een pop en veranderen ze langzaam in een vlinder.
Doen!
Doe je ogen dicht. Voel met je pootjes aan je buur, en probeer zoals een vlinder te proeven wie hij is.
Als echte imitatiekerel
lijk ik op een gevlekte merel
’s Avonds zitten we op de daken
waar we onze slaapplaats maken
Maar eerst gaan we samen nog wat schreeuwen
Weet je ’t al? Wij zijn de ……………………………………….
(Neem de eerste letter.)
Het Dijlewolvenlied
Hoog boven wilg en linde
zie je ze vliegen, draaien, gieren
nooit gaan zij eens even zitten
ze hebben vast heel sterke spieren
Beestjes & bochtenwerk
De gierzwaluw is geen zwaluw. Hij klinkt alleen maar zo. Wriiih, wriiih, wriiih. Eigenlijk is hij familie van de kolibrie!
Ook vreemd is dat de gierzwaluw niet kan lopen. Hij kan alleen maar vliegen. Hij slaapt zelfs in de lucht. Zoals wij heeft hij 2 hersenhelften. De ene helft slaapt, de andere helft vliegt.
In de lente komt de gierzwaluw uit het zuiden van Afrika naar Leuven. Afstand? 7000 kilometer! Na 100 dagen vliegt hij weer terug.
De gierzwaluw is een supervlieger. Niemand kan zo goed zigzaggen als hij. Wriiih, wriiih, wriiih. Om de 7 seconden vangt hij een beestje. Daarom moet hij in zo veel bochten vliegen!
Doen!
Laat je beste bochtenwerk zien. En vang onderweg misschien … een beestje. Met je mond open natuurlijk! Wriiih, wriiih, wriiih.
Overdag doe ik mijn oogjes toe
’s Avonds roep ik zacht ‘oe oe’
Sommigen wonen in een kerk
Anderen in een oude berk
Misschien vind jij een braakbal vuil,
maar ja, zo gaat dat nu eenmaal bij een ………….
(Neem de eerste letter.)
Het Dijlewolvenlied
In de badkuip, in de thee
in de soep en in de zee
Zonder water, nergens leven
Drink een glas en zeg ‘santé’
Paradijs met monsters
In het kleine paviljoen van het Dijlepark woont professor Thilalupus. Tenminste als hij niet op reis is. Want de professor is vaak van huis. Om nieuwe dingen te ontdekken moet je nu eenmaal naar buiten! Heb je trouwens het huisdier van de professor al gevonden? Dat is wel altijd thuis. Het houdt de wacht bij het water. Ook al is het een eend.
Eenden zijn geen lieverdjes. Als ze boos zijn leggen ze hun snavel op het water en zwemmen ze met uitgespreide vleugels . Zo maken ze elkaar bang. Als het daarna nog ruzie is dan duwen eenden elkaar kopje onder. Soms zo lang dat de ander niet meer bovenkomt en verdrinkt. Nee, dit vijvertje is niet altijd het paradijs.
Kikkers kunnen erover meespreken. Zij hebben schrik van de reigers in het park. Reigers zijn prachtige vogels met zilverblauwe franjes in hun nek. Ze kijken sierlijk in de spiegel van de vijver. Maar zodra er iets beweegt, schiet hun bek als een dolk het water in. Hap. Slik. Kikker dood. Of het eendje. Of het visje.
Valt er dan niks vrolijks over dit park te vertellen? Gelukkig wel! Hier groeien verwilderde tuinkruiden. Het zijn stinzenplanten en zijn typisch voor oude parken in Leuven. De vingerhelmbloem is zo een stinzenplant. Het is een paarse klokjesbloem, die hier honderden jaren geleden in de lente ook al stond.
Doen!
Een kikker kan vér springen, tot 20 keer zijn eigen lengte. Hoe ver spring jij vanuit stilstand? Denk aan de reiger en doe er nog een centimeter bij!