In het Rambergpark leven heel wat vogels. Vogels kan je herkennen op zicht maar het geluid is ook zeer belangrijk.
Hier kan je ze leren herkennen.
De Heggenmus
De heggenmus is een van de meest voorkomende broedvogels van ons land, maar toch bij velen onbekend. Dit komt door zijn verborgen bestaan in en onder struiken en heggen. Heggenmussen vliegen niet vaak en scharrelen vooral over de grond om voedsel te zoeken.De heggenmus heeft een onopvallend bruingrijs verenkleed. De tekening van de rug lijkt veel op die van een huismus, waarbij de heggenmus vooral te herkennen is aan de blauwgrijze kop en borst en de spitse snavel. Is vaak op de grond te vinden, waar heggenmussen als een muis op zoek zijn naar voedsel. In het voorjaar zingt het mannetje al vroeg vanaf de top van een struik of boom.
De zang is een eenvoudig, snel liedje waarbij een strofe wordt herhaald met een pauze van ongeveer 1 seconde. De zang kan je heel het jaar horen maar vooral in de winter, met een piek in de ochtend. Je kan de vogel dan zeer goed zien terwijl hij voor de rest van het jaar verdwenen lijkt. Voor velen lijkt de zang op een draaiend ijzeren wieltje.
Roodborst
Roodborsten zijn vaak erg nieuwsgierig en goed van vertrouwen. Tegen soortgenoten zijn zowel het mannetje als het vrouwtje daarentegen heel agressief en ze verdedigen ’s zomers en ’s winters fel hun territorium. Ze tonen daarbij de rode borstveren. Meestal maken roodborsten hun nesten goed verborgen op de grond. De jongen hebben overigens nog geen rode borst. In de winter trekt een deel van de roodborsten naar warmere streken in Europa waar meer eten te vinden is. Ook vogels uit noordelijke/noordoostelijke streken trekken naar het zuiden en komen zo in onze regio terecht.
De zang is een gevarieerde serie van korte en hoge, parelende en fluitende tonen. Heel vlug en waterig. Zowat de hele toonladder komt erin voor. Kenmerkend zijn de pauzes van 3 à 4 seconden tussen klaterende strofes. Tikkende roep is zeer typisch. (tikt tegen het raam) Hoe sneller: hoe kwader. Ze zingen het hele jaar door, pieken van zang zijn van half maar tot half april en opnieuw in juni. Vaak op een tak in een struik.
Pimpelmees
De pimpelmees is, net als de koolmees, een bosvogel die zich heeft aangepast aan de menselijke omgeving. Ook hij broedt graag in nestkasten en komt in de winter dicht bij huis, bungelend aan vetbollen. Pimpelmezen kunnen zelfs op de dunste twijgjes nog voedsel zoeken. Ze stellen niet veel eisen aan hun leefomgeving en zijn dan ook veel te vinden in tuinen en parken.
De zang is is heel typisch. Twee tot drie hoge en zuivere begintonen en sluit af met een iets lagere thriller. Minder variatie in de zang dan de koolmees. Zang varieert ook per regio.
Koolmees
Een van de meest algemene en bekende broedvogels en de grootste mees van ons land. De koolmees heeft een zeer gevarieerde zang. Is goed herkenbaar aan gele lijf en zwarte kop. Komt veel voor in loofbossen, maar is ook in dorpen en steden zeer algemeen voorkomend. Broedt vaak in nestkasten en maakt gretig gebruik van bijvoeren in de winter. In strenge winters kan grote sterfte optreden.
De zang is zeer ritmisch, toch eenvoudig met daarin veel variaties. Hij brengt je vaak in de war.
Staartmees
Een bolletje watten met een lange staart. En ze zijn altijd samen op pad. Staartmezen zijn zeer sociaal. Vooral buiten het broedseizoen leven deze mooie meesjes in kleine groepen. Dwarrelend door twijgen en bomen roepen ze voortdurend naar elkaar. Blijft een lid van de groep ergens hangen, dan wordt er gewacht tot de achterblijver weer bij is.
De zang is niet om over naar huis te schrijven maar je kan niet alles hebben. Vooral korte, hoge en scherpe geluiden. Maar ook weer een typisch roepje. Eens je het geluid kent, haal je ze eruit. Vooral de ’tsjriep wiwiwiwiwiw’.
Merel
De merel is de meest algemene en een van de bekendste vogels van ons land. Recentelijk heeft de soort echter te lijden gehad onder het usutuvirus. Merels zijn luidruchtig. Als er een kat in de buurt is, waarschuwen ze langdurig met hun luide alarmroep andere dieren. De nesten zijn vaak makkelijk te vinden waardoor veel eieren en jongen aan katten en kraaien ten prooi vallen. Ondanks die verliezen zijn de merels nog steeds zeer talrijk: ze compenseren dit natuurlijke verlies door veel jongen groot te brengen. De merelman brengt in het voorjaar een fraai lied ten gehore vanaf een hoge plek.
De zang is fenomenaal en we staan er niet vaak bij stil. Doe het toch eens. Je hoort een prachtig fluitende en rollende zang. En vaak in het voorjaar. Hoe meer ‘speciallekes’ in zijn zang, hoe meer aantrekking op het vrouwtje. Verder schel alarm en zeer hoge andere roepen.
Boomklever
Boomklevers lopen zowel omhoog als omlaag over een boomstam, vandaar z’n naam. Het zijn holenbroeders die erom bekendstaan de opening van hun broedholte te verkleinen door te ‘metselen’ met modder. Deze metseldrang is vaak zo sterk dat ook wanneer het gat al de juiste grootte heeft, er in de omgeving toch nog een metselwerk gemaakt wordt.
De zang is een metaalachtig gefluit, heel het jaar door te horen. Met een piek in het vroege voorjaar. Heeft verschillende roepen die op elkaar lijken. Het geluid is gemakkelijk te herkennen, het is een aaneenrijging van tjubjes: ‘tjuub, tjuub, tjutjujkjub, tjuub’ of langgerekte tjuuuuuub-tonen, dat laatste is de echte zang.
Vink
inken leven in bossen, boomrijke tuinen en parken. Ze eten namelijk zaden en zachte plantendelen, zoals bladknoppen. n. Aan het einde van hun zang laten vinken vaak de bekende ‘vinkenslag’ horen. Dat is de ‘suskewiet’. Het vrouwtje is minder opvallend en wordt nog wel eens aangezien voor een vrouwtje huismus. Het meest opvallende kenmerk van de vink zijn de twee witte vleugelstrepen. Daarmee kun je ook de vrouw het best van een mus onderscheiden.
De zang is een aflopende zang met op het einde een korte verhoging in tonen (de bekende suskewiet).
Groenling
Groenlingen doen hun naam eer aan: ze laten zich herkennen aan allerlei tinten groen in hun verenkleed. De groenling is oorspronkelijk een bewoner van bosranden en halfopen zoomvegetatie. Nu dat natuurlijke habitat zeldzaam is, bewoont de groenling vooral cultuurlandschappen: als er maar genoeg dichte struiken zijn. Groenlingen eten zaden. In hun stevige snavel trillen ze daarvan al ronddraaiend de vrucht uit de schil om te worden opgegeten.
De zang is best bijzonder en doet wat denken aan een kanarie met veel thrillers. En een nasaal ’tsjeee’.
Ekster
Eksters zijn intelligente vogels met een fascinerende leefwijze. Tot hun derde levensjaar leven eksters in ‘jeugdbendes’. Daarin doen ze de ervaring op die een ekster nodig heeft om jongen groot te kunnen brengen. Eksters eten wat ze kunnen vinden: het grootste deel van hun menu bestaat uit emelten, kevers, regenwormen en menselijk afval als patat en brood. Vooral in het broedseizoen, wanneer de eksters zelf jongen hebben, aangevuld met eitjes van andere vogels en soms ook jonge vogels.
De ekster krast graag en veel maar kan ook heel stil een mooi zacht zingen met imitaties. Niet vaak te horen.
Grote bonte specht
De meest algemene specht van België. Zowel mannetje als vrouwtje roffelt op takken met een korte snelle roffel om territorium en paarband te versterken. Grote bonte spechten hakken in bomen een nestholte uit met een rond gat. Ze hebben een voorkeur voor zachte houtsoorten, zoals berken. Spechten kunnen op die manier hakken doordat de hersenen in een soort schokdempers zijn ingekleed. In de nestholte worden de eieren gewoon op het hout gelegd.
Zang is een korte ’tsjik’ die je in vaak in parken met zelfs maar een paar bomen hoort. En ook in het Rambergpark!
Houtduif
De houtduif is de grootste en ook de meest voorkomende duif van België. Hij komt in steden voor in tuinen en parken maar ook in het buitengebied op akkers. Meestal zijn ze op de grond naar voedsel aan het zoeken of zitten ze in een boom luid te koeren. Bij het opvliegen maken ze nogal wat kabaal doordat de vleugels boven en onder het lichaam tegen elkaar klappen.
De zang gedempt en laag gekoer van 5 tonen met de klemtoon op de 2e lettergreep. Klinkt moeilijk? Luister eens.